Fakenews! Het was één van de favoriete woorden van voormalig president Donald Trump. In zijn ambtsperiode werden we dan ook regelmatig met de neus op de feiten gedrukt, en juist niet. Social media namen meer maatregelen om nepnieuws tegen te gaan, maar nog steeds gonst het ervan. Dat is een groot probleem, want het blijkt dat eenderde van de mensen niet in staat is om vast te stellen dat iets mogelijk nepnieuws is.
De Britse telecomautoriteit Ofcom deed onderzoek naar nepnieuws en legde hiervoor 13.000 Britten het vuur aan de schenen. 69 procent van de ondervraagden meende het wel te kunnen zien wanneer er feitelijk onjuist nieuws wordt gebracht, terwijl eenderde zegt geen idee te hebben wanneer ze te maken hebben met echt nieuws of nepnieuws. Ook shockerend: van die ruime tweederde wist maar 22 procent het ook daadwerkelijk voor elkaar te krijgen het fake news eruit te halen.
Het is een gevaarlijke conclusie die uit het onderzoek naar voren komt, want juist nu is de wereld onvoorspelbaarder dan ooit tevoren. We hadden drie jaar geleden niet kunnen denken dat we ineens mondkapjes zouden dragen als we op straat liepen, of dat we massaal zonnebloemolie zouden inslaan omdat er een grote oorlog is in Oekraïne. Social media mogen dan goede invloed hebben op de wereld (en zelfs op een oorlog), er is ook veel slechte invloed. Het beste voorbeeld daarvan is nepnieuws.
Zo heeft Rusland allerlei nepnieuws en deepfakes ingezet om mensen in Oekraïne te manipuleren, en zal het dit mogelijk ook kunnen inzetten om eigen burgers te beïnvloeden. Nepnieuws kan er zelfs voor zorgen dat verkiezingsuitslagen anders zijn dan eigenlijk de bedoeling was, zoals we bijvoorbeeld hebben gezien in het Cambridge Analytica-schandaal bij Facebook. Nepnieuws moet dus absoluut bestreden worden, maar ook voor algoritmes en moderators is het niet altijd te herkennen.
Onder kinderen is dit nog veel erger: maar 1 op de 10 kinderen kan vaststellen dat iets nepnieuws is. 6 procent van de kinderen geloofde zelfs alles te geloven wat ze online zien en lezen. Zo blijkt maar hoe belangrijk het is om ofwel met je kind te internetten, ofwel gesprekken te hebben over wat wel realistisch is en wat niet. Het mag dan teleurstellend zijn voor kinderen, het beschermt ze en helpt ze minder naïef te zijn.
Maar de vraag is: hoe spot je dat nepnieuws? Het belangrijkste is om te kijken naar de bron van het bericht. Ken je die bron en staat die bekend als een betrouwbare bron? Is het één individuele persoon of een complete organisatie die het plaatst? Daarnaast moet je volgens Ofcom ook bij jezelf te rade gaan: hoe graag wil je iets geloven?
Dit is bijvoorbeeld iets waar loterijen vaak slim gebruik van maken. Je wil graag geloven dat je een geldprijs hebt gewonnen in een loterij, dus is de onderwerpregel van een e-mail vanuit een loterij: “Uw geldprijs”, zelfs als je niet eens lid bent van die loterij dan wil je een bericht dat impliceert dat je een prijs hebt gewonnen natuurlijk graag lezen.
Zo werkt nepnieuws uiteindelijk ook: het speelt in op een bepaald gevoel of een sterke mening die je hebt, waardoor je heel graag wil dat het echt is. Ook kun je er al een ‘te-mooi-om-waar-te-zijn’-gevoel bij hebben: als je dat hebt, dan is dat ook vaak zo. Check op social media dan ook goed wie de bron is, maar ook hoe mensen erop reageren.
Misschien stellen sommigen al vast dat iets nepnieuws is, misschien zelfs met foto van hoe het onderwerp van het nieuws er echt bijstaat. Het belangrijke bij nepnieuws is dus om naar je eigen gevoel te luisteren, maar ook om je oren en ogen goed open te houden. Klopt het wat je hoort en ziet, of kan het fotobewerking of videobewerking zijn?
Er zijn ook verschillende quizzes waarin je je eigen gevoel voor fake news kunt testen, zoals die van Deakin of die van Pew Research. Een ander goed idee is om het er vaker over te hebben met vrienden of je partner, zodat jullie allebei betere voelsprieten kweken wanneer je op Facebook, Twitter of Snapchat weer eens nepnieuws geserveerd krijgt. Niet opeten, maar wegschuiven dus.