Recentelijk bleek uit onderzoek van RTL Nieuws dat slechts in 1 procent van de gevallen van online oplichting er uiteindelijk een verdachte in beeld komt. Dit heeft deels te maken met het feit dat slechts een kwart van alle gedupeerden überhaupt aangifte doet. Wat zeer waarschijnlijk weer het gevolg is van de momenteel weinig succesvolle opsporingspraktijk. In het gunstigste geval zou de opsporingsratio echter nog maar hooguit 4 procent bedragen. Relatief laag in vergelijking met andere strafbare feiten.
De belangrijkste oorzaak hiervan is dat politie en justitie onvoldoende zijn toegerust voor de bestrijding van online criminaliteit. Politie en justitie zijn veelal georganiseerd rondom de bestrijding van de (minder integrale) klassieke misdaad. Denk hierbij o.a. aan moord, doodslag, mishandeling, ontvoering, inbraak, beroving, diefstal of vernieling. Het huidige opsporingsapparaat richt zich sterk(er) op strafbare feiten waarbij fysieke verdachten op een fysieke plaats delict zijn betrokken. Cybercrime betreft echter een geheel nieuw multi-disciplinair speelveld waar politie en justitie bij voorbaat onvoldoende voor lijken toegerust.
Ook al doen politie en justitie nog zo hun best, criminaliteit binnen het virtuele domein blijkt binnen de huidige werkwijze lastig(er) te bestrijden. Zeker voor hen die oorspronkelijk zijn toegerust voor de bestrijding van strafbare feiten waarbij fysieke verdachten op een fysieke plaats delict zijn betrokken. Bij de bestrijding van online criminaliteit komen echter geheel nieuwe expertises en werkwijzen om de hoek kijken, welke momenteel onvoldoende zijn geïntegreerd binnen gangbare protocollen en werkprocessen.
De bestrijding van online criminaliteit vraagt derhalve om een meer integrale aanpak en een andere organisatie teneinde in de toekomst wél succesvol te kunnen zijn. Dit wil ik doornemen aan de hand van de verschillende expertises die noodzakelijk zijn om de opsporing van online criminaliteit in de toekomst succesvoller te kunnen organiseren.
Elke aangifte van een strafbaar feit begint met de juiste registratie van de omstandigheden waaronder het strafbare feit plaatsvond. Bij online criminaliteit kan het veilig stellen van logs, browsergegevens en accountdata van de digitale apparaten in kwestie van groot belang blijken voor zowel het digitaal doorrechercheren als de bewijsvoering achteraf. Hiervoor zijn digitaal administratief ondersteuners nodig die zich met behulp van het apparaat delict een goed beeld kunnen vormen van de noodzakelijk te registreren en nader op te vragen gegevens.
De huidige registratie van aangiften van online criminaliteit verzaakt grotendeels op dit gebied, omdat het de apparaten delict doorgaans niet grondig onderzoekt. Voornaamste redenen zijn onvoldoende functiescheiding binnen de politie (iedereen moet relatief veel kunnen), het ontbreken van een duidelijke terugkoppeling vanuit de opsporing en tenslotte tijdsgebrek. Met name onvoldoende functiescheiding leidt tot inefficiëntie en tijdsgebrek.
Ten behoeve van het digitaal doorrechercheren naar een verdachte van strafbare feiten zijn rechercheurs met een IT-specialisme nodig. Dergelijke rechercheurs zijn weliswaar nu ook al voorhanden binnen de politie, maar zij werken veelal afgezonderd of op een eilandje. De samenhang tussen de hierboven en hieronder belichte expertises blijkt vaak onvoldoende vastgelegd binnen protocollen en werkprocessen. De reden hiervan is dat het virtuele opsporingswerk mijlenver af staat van het minder integrale klassieke opsporingswerk.
Gezien de ordegrootte en de groei van online criminaliteit is bovendien het aantal rechercheurs met een IT-specialisme volstrekt onvoldoende. Wervingstechnisch zou daarom overwogen moeten worden om verkorte politieopleidingen te introduceren om IT-rechercheurs versneld te kunnen opleiden.
Het personen of organisaties geld afhandig maken, vormt één van de voornaamste intenties van online criminaliteit. Banken nemen hierdoor vaak een sleutelpositie in bij het achterhalen en bestrijden van de daders van online criminaliteit. Zij beheren een belangrijk stuk gereedschap dat criminelen en hun katvangers misbruiken om personen of organisaties geld afhandig te maken. Katvangers zijn die personen die hun bankrekening tegen een vergoeding ter beschikking stellen aan (online) criminelen.
Nauwere samenwerking van banken met de verschillende andere expertises kan resulteren in zowel het eerder signaleren als het constructiever aanpakken van misbruik door digitale transacties klein en groot. In de huidige situatie worden banken echter vaker als sluitstuk in plaats van als centrale spil rondom de digitale opsporing en bestrijding ingezet.
Verzekeringsmaatschappijen ondernemen in bepaalde gevallen zelf opsporingsactiviteiten om schades waar mogelijk civielrechtelijk te verhalen. Wederzijdse afstemming en kennisoverdracht met betrekking hiertoe werken als een dubbelsnijdend zwaard. Politie en justitie kunnen het strafrechtelijke traject vervolgen, terwijl de verzekeringsmaatschappij het civielrechtelijke traject voor zijn rekening neemt. Gevolg is dat online criminelen en hun katvangers tegelijkertijd op meerdere fronten worden aangepakt en ontmoedigd. Een dergelijke multi-disciplinaire aanpak geeft pas echt handen en voeten aan de maatschappelijke bestrijding van online criminaliteit.
Ter effectieve ondersteuning van alle eerder genoemde specialismen worden juristen ingezet. Zij kunnen de verschillende specialismen ondersteunen bij het zo optimaal mogelijk inzetten van zowel toegestane strafrechtelijke als civiele opsporings- en bestrijdingsmethoden. Zij vormen in feite de voorhoede van het Openbaar Ministerie (OM) en in voorkomende gevallen van de civielrechtelijke aanpak. Daarnaast kunnen de juridisch ondersteuners verantwoordelijk worden gemaakt voor het stroomlijnen van protocollen en werkprocessen. Privacywetgeving mag bovendien nooit een spelbreker worden!
De verschillende expertises kunnen enorm veel van elkaar leren en elkaar substantieel versterken. Daarvoor is het echter wel noodzakelijk dat de gezamenlijke coördinatie en de voorbereiding qua vervolging virtueel onder één dak samenkomen. Onder dat virtuele dak worden dan zowel de strafrechtelijke als de toepasselijke civielrechtelijke vervolging voorbereid. Een meer expliciete functiescheiding naar bovengenoemde specialismen kan werkprocessen bovendien efficiënter maken. Een dergelijke meer integrale aanpak zal de pakkans op verschillende fronten ongetwijfeld vergroten.
Samengevat dient er hiervoor dus een virtueel consortium van eerder genoemde actoren te worden opgericht dat zowel de strafrechtelijke als de toepasselijke civielrechtelijke vervolging integraal en zaaksgewijs coördineert en voorbereidt. De uitkomsten hiervan worden vervolgens teruggekoppeld met het OM, de civielrechtelijke vervolging en de toepasselijke specialismen. De maatschappijbrede kruisbestuiving van een dergelijke werkwijze valt niet te onderschatten.
De effectiviteit en de efficiëntie van de opsporing van daders van online criminaliteit zullen hiermee ongetwijfeld met grote sprongen verbeteren. Hoewel ik mij niet op percentages wil vastleggen, zou het opsporingspercentage van online criminaliteit hiermee in de toekomst mogelijk kunnen uitkomen op tussen de 5 en 15 procent.
De politiek is nu aan zet om de vereiste wetgeving te realiseren teneinde een dergelijk dringend noodzakelijk consortium eindelijk handen en voeten te geven!
[Fotocredits – Thaut Images © Adobe Stock]