Het is sinds jaar en dag al de discussie tussen overheden, burgers en techbedrijven: wie is er nou verantwoordelijk? De EU wil graag meer verantwoordelijkheid leggen bij social media via de Digital Services Act, maar die is nog niet van kracht.
Jort Kelder heeft samen met enkele andere bekende Nederlanders een rechtszaak aangespannen tegen Google en Twitter om nepadvertenties waarin zijn hoofd en naam zonder toestemming worden gebruikt. Maar helaas: de presentator kan enige vorm van compensatie of voorkoming van toekomstige nepadvertenties op zijn buik schrijven.
In maart startte de rechtszaak waarbij Jort Kelder het tegen Google en Twitter opnam. Op de platformen van die techbedrijven staan namelijk regelmatig advertenties waarin Jort Kelder zogenaamd mensen aanspoort om te investeren in cryptovaluta. Tenminste, in de advertentie lijkt het alsof hij dat doet, maar uiteindelijk heeft de echte Jort er nooit mee ingestemd om voor deze fake reclame te worden gebruikt. Reden voor Jort om Google en Twitter aan te klagen. Immers zijn het die platformen die dit soort nepadvertenties toelaten.
Echter is de rechtbank dat niet met de bekende Nederlander eens. De rechtbank oordeelde namelijk dat Google noch Twitter aansprakelijk is voor nepadvertenties. Jort zal het moeten opnemen met de plaatser van de advertenties. Jort zijn ‘fout’ in dezen is dan ook waarschijnlijk geweest dat hij meteen naar de techbedrijven is gestapt, in plaats van dat hij eerder met de partijen om tafel ging die de advertenties erop zetten. Google en Twitter dragen geen directe aansprakelijkheid voor de inhoud van tweets en advertenties. Sterker nog, de rechtbank oordeelt dat Google en Twitter genoeg doen om bitcoinspam tegen te gaan.
Het resultaat is dat Jort met ‘lege’ handen achterblijft (en een opdracht), terwijl Google opgelucht kan ademhalen. Het wrijft zichzelf in de handen omdat de rechtbank zijn inspanningen heeft erkend. Jort is het er niet mee eens, want hij kan de scammers nooit vinden. Hij meent dat dat toch altijd uitloopt op brievenbusadressen en dat Google zich verstopt achter de anonimiteit van deze adressen. Hij ging zelfs zo ver te stellen dat de rechtbank blijkbaar bang is om grote techbedrijven aan te pakken. Hij is desondanks waarschijnlijk van plan om in hoger beroep te gaan.
Google moet trouwens wel de adressen van de adverteerders aan Jort overhandigen, maar zoals hij dus stelt zullen dat niet echt waardevolle adressen zijn. Jort heeft niet goed omschreven hoe en wat hij precies wilde met Twitter, waardoor de rechtbank heeft geoordeeld dat Twitter niets hoeft te overhandigen. Balen voor Jort en de andere BN’ers die aan deze rechtbank meededen, namelijk Arjen Lubach, Willem Middelkoop en Arjen Lubach. Die zullen nu allemaal op zoek moeten gaan naar de daders en die apart moeten aanklagen.