Ziektes ontwikkelen zich door en door: dat hebben we gezien met corona. Er zingen verschillende varianten van rond en dat maakt het zo moeilijk om er de juiste vaccinatie tegen te maken. Ook in de dierenwereld zijn er bepaalde ziektes die problematisch blijven: vogelgriep, blauwtong. Kunnen we daar niet iets aan doen? Het DNA van dieren veranderen bijvoorbeeld?
Het is en blijft natuurlijk een ethisch dilemma: in hoeverre is het aan ons als mensheid om de macht te nemen en dieren te gaan aanpassen. Het zijn discussies die oppoppen als het bijvoorbeeld gaat om het klonen van dieren, maar bijvoorbeeld ook het genetisch aanpassen van groenten waardoor tomaten ineens drie keer zo groot worden. Nu zijn die tomaten aangepast voor ons gewin, maar hoe zit dat met dieren? Op zich helpen we dieren ermee als we ze beter bestand maken tegen bepaalde ziekten. Alleen.. het zijn wel de dieren die vleesetende mensen opeten, dus eigenlijk helpen we dan uiteindelijk weer vooral onszelf.
Maar goed, als we die ethische kwesties even opzij schuiven en kijken naar de pure wetenschap erachter, dan is de vraag of je het DNA van een dier kunt aanpassen wel degelijk: ja, dat kan. Er zijn wetenschappers die werken aan een aanpassing van het DNA van kippen, om zo te zorgen dat ze niet meer zo vatbaar zijn voor de vogelgriep (wat overigens een ziekte is die ook voor de mens gevaarlijk kan zijn). Een belangrijke wetenschappelijke optie, want de beestjes tegen vogelgriep vaccineren is zinloos: het virus past zich razendsnel aan aan de nieuwe realiteit. Zeker nu er in Azië een vogelgriepvariant is die ook ernstig kan zijn voor de mens wanneer hij besmet raakt, heeft het ook steeds meer haast.
Nature schrijft over een nieuwe studie die verricht om het DNA van kippen aan te passen tegen het vogelgriepvirus. Er wordt een klein deel aangepast, namelijk het gedeelte dat het eiwit ANP32A maakt. Dit is namelijk het eiwit waarop het griepvirus heel goed gaat: het gebruikt het eiwit om steeds meer te vermenigvuldigen. Door al in de de cellen die bestaan voor het voortplantingscellen worden het gen aan te passen, zou het griepvirus meer moeite hebben om te groeien.
Dat werkt ook, zo blijkt. Althans: negen van de tien kippen bleven na contact met het virus gezond. Ook raakten er geen andere kippen besmet. De aanpassing is dus een succes. De kippen bleven zelfs de twee jaar dat het onderzoek duurde eieren leggen, zoals gewoonlijk.
Wel geven de onderzoekers aan dat wanneer de kippen met enorm hoge doses van het virus in aanraking kwamen, ze soms wel geïnfecteerd raakten (de helft). Maar, dat is ook wel een 1.000 keer hogere dosis. Het betekent zeker niet dat het ‘experiment’ mislukt is, het betekent alleen dat zelfs het aanpassen van DNA de kipjes niet volledig resistent maakt tegen het virus. Het komt omdat de aangepaste ANP32A-genen gewoon nieuwe eiwitten zochten om het virus te laten vermenigvuldigen: ANP32B en ANP32E.
De volgende stap is dus om ook die genen aan te passen. Het is echter de vraag: waar stopt het? Bovendien evolueert het virus wel door, dus wie weet hoe veel en vaak je in de DNA moet gaan duiken om het hoofd te blijven bieden aan de ziekte. Nogmaals: hoe ver ga je? Maar ja, dat is natuurlijk de algemene vraag wanneer het gaat om genetische manipulatie.