De compensatie van toeslagenouders blijkt volgens het ministerie en de Belastingdienst een monsterklus die jaren in beslag gaat nemen. Er valt op grond van diverse argumenten te concluderen dat er vooral sprake is van institutionele onwil om de hersteloperatie buiten de gebaande institutionele paden te trekken. Dit resulteert in een dramatische keuze voor zowel een ontoereikende technische als juridische aanpak.
Het is algemeen bekend dat de software en de systemen van de Belastingdienst sterk zijn verouderd. Generieke aanpassingen of ingrepen zijn daarom niet of nauwelijks mogelijk en dus ontstaat er al gauw een flinke klus als je grote groepen mensen moet compenseren. De te verwachten juridische nasleep blijkt hierdoor echter nog vele malen groter te zijn.
Dit komt omdat het ministerie en de Belastingdienst zich hoofdzakelijk als gevolg van deze technische issues gedwongen zien tot een strikt individuele en exacte afwikkeling van de compensatie in plaats van een generieke en genereuze afwikkeling van de compensatie. Compensatie die soms wel tot over een decennium teruggrijpt, kun je uit juridische overwegingen echter beter generiek en genereus afwikkelen. Een individuele en exacte afwikkeling leidt geheid tot een opeenstapeling van potentiële twistpunten tussen de aanvragers en de Belastingdienst met een stuwmeer aan bezwaarschriften en beroepsprocedures tot gevolg. Op deze manier ontstaat als vanzelf de geschetste monsterklus.
Het ministerie en de Belastingdienst trachten de compensatie van toeslagenouders vooralsnog individueel en exact af te wikkelen binnen het huidige institutionele toeslagensysteem. Gevolg is dat de hele hersteloperatie verstopt raakt als gevolg van een opeenstapeling van bezwaarschriften en beroepsprocedures. Dit valt nauwelijks te billijken gezien de hoge nood waarin toeslagenouders nog steeds verkeren. Daarom dienen het ministerie en de Belastingdienst zo snel mogelijk te kiezen voor de ruimst mogelijke vorm van compensatie die binnen de kaders van het kinderopvangtoeslagstelsel mogelijk is.
Dat komt neer op een zgn. gemaximeerde aanpak op basis van het verleden. Daarbij wordt expliciet rekening gehouden met de juridische status quo van het laatste jaar van voorlopige toekenning kinderopvangtoeslag. Een dergelijke gemaximeerde aanpak kan op grond van een te ontwikkelen extern rekenprogramma juridisch veel meer solide worden afgewikkeld. Een gemaximeerde aanpak op basis van het verleden voorkomt namelijk grotendeels juridische twistpunten en een verstopte hersteloperatie als gevolg van de opeenstapeling van bezwaarschriften en beroepsprocedures.
Een en ander betekent dat er naast de bekende jaarlijkse inkomensgegevens nog slechts rekening hoeft te worden gehouden met twee min of meer juridisch vaststaande aspecten. Deze houden in dat er per toeslagenouder enerzijds rekening moet worden gehouden met het aantal kinderopvanguren (status quo) overeenkomend met het laatste jaar van voorlopige toekenning kinderopvangtoeslag. Met dien verstande dat het aantal kinderopvanguren naar rato van het potentiële aantal in aanmerking komende kinderen wordt herberekend voor elk jaar binnen de relevante periode. Anderzijds moet er per toeslagenouder rekening worden gehouden met het maximale jaarlijkse uurtarief voor de soort van opvang (status quo) overeenkomend met het laatste jaar van voorlopige toekenning kinderopvangtoeslag.
Het feit dat de intrekking van de kinderopvangtoeslag en de terugvordering ervan invloed kunnen hebben gehad op de inrichting van de levens van slachtoffers kan deze slachtoffers niet worden verweten. Door onrechtmatig te handelen heeft de Belastingdienst potentieel de toekomst veranderd. Daarvoor mogen de toeslagenouders echter nooit opdraaien. Dit vormt nog een valide argument waarom het ministerie en de Belastingdienst dienen te compenseren langs de gemaximeerde grenzen van het bestaande kinderopvangtoeslagstelsel. Toeslagenouders kunnen dan rechten doen gelden op:
Bovenstaande verwerking is echter geenszins haalbaar binnen de huidige verouderde software en systemen van de Belastingdienst, maar daarentegen vrij eenvoudig op grond van een te ontwikkelen extern rekenprogramma. Door dit externe rekenprogramma te voorzien van te exporteren inkomensgegevens en aanvankelijke toeslagenrechten op grond van de laatste voorlopig toegekende kinderopvangtoeslagen valt voor ieder opvolgend jaar sindsdien eenvoudig door te rekenen op welk bedrag een specifieke toeslagenouder belastingtechnisch nog recht heeft. Hieruit herberekende toeslagengegevens kunnen achteraf handmatig worden toegevoegd aan de systemen van de Belastingdienst.
Feit is dat een compensatie op grond van een gemaximeerde aanpak zoals hierboven beschreven uiteindelijk veel vlotter zal verlopen door het grotendeels ontbreken van juridische twistpunten, bezwaarschriften en beroepsprocedures.
Weliswaar zal de totale compensatie als gevolg van een gemaximeerde aanpak iets ruimer uitvallen. Dit lijkt mij echter een vrij terechte consequentie voor een overheid die de eigen wetten en regelgeving stelselmatig en met voeten heeft getreden en daarmee de persoonlijke levens van toeslagenouders op een onacceptabele wijze heeft beïnvloed.
Naast de compensatie voor de eigenlijke kinderopvangtoeslag moet er natuurlijk ook rekening worden gehouden met compensatie voor gemaakte kosten als gevolg van de grove fouten van de Belastingdienst. Hierbij moet worden gedacht aan kosten voor persoonlijke ondersteuning, rechtsbijstand, incassokosten, betaalde debetrente e.d. Voor de afhandeling van deze kosten is de Belastingdienst uiteraard geenszins geëquipeerd.
Niet in de laatste plaats omdat de Belastingdienst belanghebbende is (geweest) binnen dit proces en in bepaalde gevallen zelfs actief de rechtsgang heeft tegengewerkt. De compensatie voor externe en bijkomende kosten dient daarom volledig te worden uitbesteed aan een derde partij die daarbij ruim in staat moet worden gesteld om alle toeslagenouders binnen afzienbare tijd te compenseren voor alle gemaakte en vervolgens te declareren kosten.