Vandaag is het precies 25 jaar geleden dat het Limburgs dialect officieel erkend werd als streektaal. Op 23 maart 1997 werd het Limburgs namelijk opgenomen in het Europese Handvest voor minderheidstalen. Een handvest waar onder andere ook het Fries in opgenomen is. Daarmee viert de meest gesproken streektaal van Nederland vandaag haar zilveren jubileum. Dat wil uiteraard niet zeggen dat we vóór 1997 geen Limburgse taal hadden. De basis voor de streektaal werd al in de 8e eeuw gelegd.
Ik spreek zelf maar een beetje Limburgs overigens. Dat komt volgens veel provinciegenoten omdat ik een geboren en getogen Winkbüll ben… Voor de duidelijkheid, dat is de geuzenaam van mensen uit Heerlen, een stad die ooit door de Romeinen gesticht werd: Coriovallum. Heerlen werd echter pas groot toen, begin 20e eeuw, de kolenmijnen hoogtij vierden en vele duizenden ‘Hollanders’ naar de regio trokken. Die spraken natuurlijk geen Limburgs, hooguit een beetje ‘steenkolenlimburgs’.
Anno 2022 gaat het goed met het Limburgs. Meer dan driekwart van de Limburgers spreekt de taal dagelijks. ‘Plat kalle’ noemen wij Limburgers dat. Daarmee is het aantal dialectsprekers in Limburg een stuk groter dan in Friesland. Het Limburgs wordt door provinciegenoten ook heel veel gebruikt op sociale kanalen en in chatapps zoals Whatsapp. Volgens Rowwen Heze is het al jaren een kwestie van geduld voordat ‘Heel Holland Limburgs lult’, maar dat zit er uiteraard niet in. En dat hoeft natuurlijk ook niet.
Hoewel er officieel ook een algemene versie van het Limburgs bestaat, is het een taal die van stad tot stad en dorp tot dorp, veel verschillende woorden en uitdrukkingen met dezelfde betekenis kent. Een Limburgse taalexpert vertelde mij ooit dat, als je een of enkele anders geschreven of uitgesproken woorden als maatstaf zou nemen, en ook de Belgisch-Limburgse dialecten meetelt, het Limbugs zo’n 550 varianten kent.
Twee voorbeelden: stroop. In sommige delen van de provincie zeggen we ‘sjroap’, in andere dorpen is het ‘zeem’, ‘kruut’ of ‘kroet’. En ‘tot ziens’ kent ook meerdere Limburgse varianten, van ‘adieje wa’ in de regio Kerkrade, via ‘hoie’ in Heerlen e.o. tot ‘besjoer’ in Maastricht.
Op zich is het natuurlijk mooi dat een regionaal dialect niet verloren gaat. Daarnaast heeft het soms ook nog extra voordelen. Vele jaren geleden werkte ik samen met drie Limburgse collegae in Haarlem. Wanneer wij daar even ongestoord met elkaar wilde praten, dan hoefden we daarvoor niet naar buiten. We schakelden gewoon even over op het Limburgs. Zelfs met mijn beperkte dialectwoordenschat was dat prima te doen.