Gisternacht is de bitcoin door de midden gegaan: niet de valuta zelf, maar het mijnen ervan. Dit heet een halving en betekent dat voor mensen die mijnen de waarde van de munt omlaag gaat.
Miners zijn mensen die door middel van computerkracht ingewikkelde wiskundige problemen oplossen en dat is ook wat bij het delven van deze nodig is: nieuwe transacties verifiëren en deze toevoegen aan de blockchain. Dat minen heeft flinke computers nodig en dat kost veel energie. Dat is een van de redenen dat er ook mensen tegen crypto zijn: ze vinden dat het niet milieuvriendelijk is. Tegelijkertijd is er ook een heel grote groep die daar niet zo’n probleem inziet. Miners onder andere: die kunnen immers goed geld verdienen aan deze valuta.
De miners kregen ooit 50 bitcoin voor het delven van een nieuw blok: dat was in 2009, toen de valuta nieuw was. Elke vier jaar is dat door de helft gegaan en daardoor komen we nu uit op 3,125 bitcoin per blok. Dat is een stuk minder aan inkomsten, maar aangezien de bitcoin het de laatste tijd wel weer wat beter doet, is het ook weer geen ramp. In maart zagen we nog een recordhoogte van de bekende cryptomunt: toen kwam het op 73.730 dollar uit.
Ongeveer elke vier jaar vindt zo’n halving plaats en dat is bedoeld om te zorgen dat er minder bitcoin op de markt komt en het dus een wat minder goed verkrijgbare munt wordt. Zo wordt de prijs vaak hoger, want het wordt immers een schaarser product. Momenteel is de bitcoin 64.000 dollar waard, maar er wordt verwacht dat dit dus nog omhoog gaat.